![]() |
||
Op 7 maart
2000 plaatste ik de volgende mededeling op mijn website: Tjebbe van Tijen november 2004 |
||
vrije culturele ruimtes Vluchtig genoegen Wordt zichtbaar Toe... schouwers, laat wat zien En tekens die nog gebaren vergen |
||
n 1984 vond in Amsterdam een manifestatie plaats over 'vrije culturele ruimtes'. Een begrip waarmee geprobeerd werd enige samenhang aan te tonen tussen dat wat tot dan ervaren werd als los van elkaar staande verschijnselen. De plaats waar de bijeenkomst werd gehouden was een gekraakte ruimte aan het Waterlooplein waar al een paar jaar een alternatief cultureel centrum functioneerde: 'De Pleinwerker'. r'. Het centrum bevond zich recht tegenover het, ondanks vele protesten, in aanbouw genomen combinatiegebouw van stadhuis en opera: de 'Stopera'. De 'Pleinwerker' was een erflater van het sinds 1978 jaarlijks op het Waterlooplein gehouden 'Anti-City Circus*. Dit waren manifestaties waarbij het enorme braakliggende terrein, ontstaan door de sloop en ontruiming van de vroegere Waterloopleinbuurt met zijn rommelmarkt, voor culturele manifestaties gebruikt werd. Manifestaties die een levende kritiek vormden op het prestige cultuurbeleid van de gemeente Amsterdam. Na een laatste confrontatie in 1981, waarbij de bouwplaats van de Stopera bezet en de al in stelling gebracht bouwmachines vernield werden, werd op en rondom het Waterlooplein de staat van beleg afgekondigd. Ruim een half jaar werd het gebied permanent door oproerpolitie bewaakt om ieder verder protest de kop in te drukken. Er was iets aangrijpends in de tegenstelling tussen
het zwaar beveiligde cultuurpaleis in aanbouw, de 'Stopera' en het cultuurpakhuis
'De Pleinwerker'. Tegenover een open-deurpolitiek op basis van moeizaam
i bijeengeschraapte eigen gelden van de krakers, een miljoenenprojekt
omgeven door een kilometerlang stalen hekwerk, nachtelijke schijnwerpers
en bewakers met honden en portofoons. De naast de 'Pleinwerker' gevestigde
Academie voor Bouwkunst en het om de hoek gelegen Joods storisch Museum
hadden claims op de gekraakte pakhuisruimte. |
||
Juridische
procedures om tot ontruiming te komen waren in gang gezet. 1
Deze druk bracht de krakers, die zich geïsoleerd voelden, ertoe om
steun bij gelijkgezinden en lotgenoten te zoeken. Het was de aanleiding
tot het opstellen van een manifest waarbij de eigen positie met die van
anderen, in heden en verleden, verbonden werd. Het manifest was tevens een
oproep tot het bijwonen van de eerder genoemde manifestatie over 'vrije
culturele ruimtes': |
|
|
|
||
Op deze manifestatie was een tentoonstelling te zien
met voorbeelden uit binnen- en buitenland van 'vrije culturele ruimtes'
uit de voorgaande twintig jaar. Het was een eerste poging tot inventarisatie
en vooral visualisatie. Er waren vertegenwoordigers aanwezig van verschillende
functionerende initiatieven, die in het kort hun ontstaansgeschiedenis
en dagelijkse praktijk uiteenzetten. Hoe groot de verschillen tussen de
vertegenwoordigde groepen ook waren, van het keurig met overheidssubsidiegeld
geëxploiteerde 'Apollohuis' met avantgardekunst in Eindhoven tot
punk 'Galerie Anus' uit een gekraakt huis in Amsterdam, toch was er bij
de aanwezigen een gevoel van verwantschap wat betreft het gebruik van
ruimte als middel voor vrije ongebonden cultuuruiting. |
||
MILAAN In 1989, vijf jaar na de manifestatie in Amsterdam,
kwam een vraag van het 'Casa della Cultura di Comune di Milano', een gemeentelijke
instelling, of er voor een studieconferentie over 'Europese ervaringen
met culturele projecten in de stad' een overzicht gemaakt kon worden van
alternatieve projecten. Als bijdrage voor deze conferentie werd naast
een tentoonstelling met voorbeelden uit meerdere landen, tijdens een lezing,
een verdere precisering van het begrip 'vrije culturele ruimtes' en de
verschillende omstandigheden waaronder zulke ruimtes functioneren gegeven.
De situatie in Milaan zelf leek zich, na aanvankelijke verschillen, enigszins
gelijk aan die van Amsterdam te ontwikkelen. |
||
Het
centrum houdt meerdere jaren stand, maar wordt uiteindelijk door politie
ontruimd. 3 Nieuwe centra ontstaan en sommigen
weten nu al meerdere jaren te overleven, zoals het meer politiek gerichte
'Centro Leoncavallo' en het uit de punkbeweging voortgekomen culturele centrum
in de Via Conchetta. Bij de sloop van een aantal gebouwen op het terrein
waar het 'Centro Leon Cavallo' gevestigd is vonden enkele jaren terug nog
harde confrontaties, compleet met helmen, knuppels en molotov cocktails,
plaats, de recentere vredige bezettingsactie in Via Conchetta werd door
de Milanese autoriteiten oogluikend toegestaan. Misschien gaan plaatselijke autoriteiten eindelijk in zien dat dit soort 'vrijplaatsen' ook 'scholen voor sociale communicatie zijn', dat ze de verbinding kunnen vormen 'tussen twee systemen die gegevens op een verschillende manier behandelen', dat het hier, om in moderne computer-terminologie te spreken, gaat om een 'sociale interface'. Het scheppen van een platform voor het uitwisselen van creativiteit die anders ongebruikt blijft. |
|
|
TEMPEL- OF FABRIEKSCULTUUR ? Aan initiatieven voor grootse cultuurprojecten ontbreekt het niet in Europa. Iedere zelfbewuste natie, zich zelf respecterende metropool heeft er wel een sinds de Franse staat in de stad Parijs met het 'Centre Culturelle George Pompidou' (ook wel 'Beaubourg' genoemd naar het aan 'de Hallen' grenzende stadsdeel) in het begin van de zeventiger jaren de spits afbeet. Het was een reactie op de cultuurpolitiek van De Gaulle die in de zestiger jaren door zijn minister Malraux vormgegeven werd. Verspreid over heel Frankrijk werden regionale cultuurcentra gevestigd, 'Maisons de culture', als nieuwe kathedralen waar de mensen naar toe zouden stromen om door de aanraking met de hogere kunsten hun dagelijkse materialistische beslommeringen te vergeten. Een elitaire van boven af opgelegde staatscultuur die vooral door in de beweging van 1968 opkomende kritische groepen aangevallen werd. |
||
De
Gaulle's opvolger Pompidou speelde hier op in door "op het moment dat het
traditionele begrip van de Kunst en zelfs dat van de Cultuur in twijfel
getrokken wordt" de creatie van een nieuw centrum te verordonneren: "een
bijeenkomen op één plaats van het boek, de beeldendende kunsten,
architectuur, muziek, film en industriële vormgeving". 4
Tegelijk gaf het hem de mogelijkheid om, als alle Franse presidenten, met
een koninklijk gebaar een gedenkteken voor het eigen bewind neer te zetten.
"Met Beaubourg is het tijdperk van de cultuurtempels ten einde", schreef
cultuur-ambtenaar Claude Mollard enthousiast in 1976, "We zijn gekomen in
het tijdperk van grote oppervlakten die grotendeels voor het publiek geopend
zijn, zonder dat ooit de zorg voor de kwaliteit prijsgegeven wordt". 5
Mollard spreekt over grotere toegankelijkheid die moet leiden tot de "dekolonisatie van culturele expressie". De vraag is of we hiermee niet van 'cultuurtempels' overgeschakeld zijn op 'cultuurfabrieken', of de voorgestane vergemakkelijking van de "dialoog tussen scheppers en hun publiek" wel plaats vindt, of niet alles bij éénrichtingsverkeer blijft; het publiek niet meer is dan een door deze fabriek te bewerken grondstof. 8 |
|
|
In
1977 beschreef Jean Baudrillard de trots van Pompidou als "een mausoleum
voor de massa's om op het dode lichaam van de cultuur te spugen". 6
Anderen zien het positiever als een nieuw soort super-markt met het publiek
als koning klant, vrij om te nemen wat het wil en er van te maken wat het
wil (Allain Tourraine ); 7 een zelfservice
cultuur waar het ieder vrij staat eigen keuzes te maken (Lipovetsky).
8 Nieuwe media, van computers tot interactieve video, zijn in de tachtiger jaren razendsnel opgerukt via militaire toepassingen tot de vermaaksindustrie en de laatste jaren aarzelend in de kunstwereld. Hiermee lijken de grenzen tussen cultuur, wetenschap en techniek te vervagen en wordt ook de scheiding tussen 'hogere' en 'lagere' cultuur minder helder. Gokhal en pretpark, museum en theater schuiven langzaam naar elkaar toe. Een volgende golf van 'mediaparken-cultuur' wacht ons, het succes van het omgebouwde Parijse abattoir 'La Villette', wordt gevolgd door het in aanbouw zijnde 'Mediapark' in Keulen. De lopende band van het professioneel georganiseerde massavermaak is in beweging gezet en heel het hiervoor aangehaalde rommelige marginale culturele gebeuren lijkt erbij in het niet te verzinken. Maar misschien moeten deze twee verschijnselen niet tegenover elkaar gesteld worden, ligt in de kracht van het ene juist de zwakte en omgekeerd. De op de massa gerichte cultuurvoorzieningen met al hun faciliteiten blijven gebonden aan het stelsel van opgelegde arbeid en passief vermaak en benadrukken daarmee nog steeds de bestaande scheiding tussen cultuur en de rest van het leven. De in de marge van de samenleving opererende initiatieven hebben een betere positie om de scheiding tussen dagelijks leven en cultuur op te heffen. Alleen al het gebrek aan middelen brengt hen ertoe te improviseren, tegenover de hele machinerie van reproduktieve en geconserveerde kunsten de organisatie van het direct geleefde moment te stellen... Maar dit begint te lijken op een principe pleidooi voor alles wat klein en klunzig is en een religieuze afkeer van al datgene wat enige omvang heeft. Het is tijd een poging te wagen tot een nadere precisering van het begrip 'vrije culturele ruimte' te komen: |
|
|
VRIJE
Het vrije, het vrij zijn, zonder enige weerstand of belemmering je kunnen bewegen, kunnen gaan en staan waar je wilt, buiten bemoeiing van anderen vallen, niet door wet of regel bepaald zijn, duidt altijd een in beweging zijn aan. Vrij zijn is per definitie niet vast te leggen. Het is een bij voortduring veranderen van normen, waarbij in iedere vrijplaats een gevangenis sluimert. Omgekeerd biedt de afgezonderde ruimte, het ghetto, of dat nu zelfgekozen of opgelegd is, ook de ruimte om ontlast van de heersende normen tot eigen levensvormen te komen. De prijs voor deze 'vrijheid' is de gedwongen aanpassing aan de normen die binnen dit ghetto gelden. Iedere afgescheiden groep zoekt haar bestaan in ongeschonden toestand te bewaren en doet dat door haar leden een moreel isolement op te leggen. |
||
De
definitie van het begrip subcultuur sluit hier bij aan: 'onder het vlak
van de algemene waarneembare cultuur bestaande cultuur van bijzondere groepen
met afwijkende normen en doelstellingen': Vrijheid waarbij oude bindingen
door nieuwe vervangen worden. Hier direct mee verbonden begrippen als 'parallelle',
'tweede' en 'underground' cultuur worden weliswaar in verschillende contexten
gebruikt, maar zijn in weze niet verschillend van de notie 'subcultuur'.
Een ook in relatie tot het begrip 'vrij' gebruikt woord is 'alternatief':
de mogelijkheid van het kiezen voor andere benaderingen dan de gangbare
normen voorschrijven. Normen zijn echter kortstondig, veel van wat gisteren
alternatief was is vandaag aanvaard en overmorgen de heersende norm die
er om vraagt doorbroken te worden. |
|
|
CULTURELE Cultuur is een voortdurend in betekenis verschuivend
begrip. Definities verdringen zich op de rand van de afgrond die tijd
heet. Er zijn duidelijke trends, zoals de neiging om alles wat vroeger
'politiek' genoemd werd nu 'cultureel' te noemen. In ruime zin kan cultuur
verstaan worden als de mogelijkheden voor de organisatie van het leven.
De totaliteit van waarden, acties, modellen, regels en voorstellingen
die de mentaliteit en leefstijl van een sociale groep en haar leden bepaalt.
In engere zin bestaat het 'culturele' uit die handelingen en gecreëerde
omstandigheden die gericht zijn op het gemeenschappelijk maken van unieke
ervaringen. Creatieve uitingen dus, niet beperkt tot enkel datgene wat
met het woord 'kunst' aangeduid wordt. Cultuur
kan zo het spel van het vrij geconstrueerde leven worden, bevrijdend door
enkel tijdelijk te zijn. Hierdoor kan de beperking van de heersende cultuur,
met haar dwangmatige behoefte om sporen na te laten, haar overmatige nadruk
op de prestatie van de enkeling, voorbijgestreefd worden. Er ontstaat
een spoorloze cultuur die voor het leven in plaats van de eeuwigheid kiest.
Een cultuur die de nadruk legt op de wisselwerking tussen collectief en
individu. Zo er sporen blijven, dan zijn ze het bijprodukt van vroeger
gemeenschappelijk beleven. |
||
RUIMTE |
||
Het magisch
bindmiddel dat deze elementen voor korte tijd samenbindt verschilt per omstandigheid.
Als het lukt, verandert de ruimte van dimensie, overstijgt zichzelf en wordt
als een luchtballon die haar passagiers meevoert op de wind. 10 Ruimte kan ook worden opgevat als niet tastbare omgeving, enkel met oor en oog te ervaren. Ruimtes van klanken en beelden die door technologiese hulpmiddelen in het leven geroepen worden en - naar analogie van het aan het Grieks ontleende woord 'atmos-sfeer' (damp-kring) 'logosfeer' en 'iconosfeer' genoemd kunnen worden. Een steeds dichterwordende sfeer van opgenomen en weergegeven woorden en beelden die de aardbol omringt. Hierbij komt een nieuw, gedematerialiseerd ruimtelijk verschijnsel, de zee van computerdata die door de huidige samenleving geproduceerd wordt, ook wel aangeduid met het modieuse begrip 'cyberspace' (een samentrekking van het Griekse woord voor roerganger 'kybernetes' en het engelse woord voor ruimte). Cyberspace wordt gedefinieerd als "een oneindige kunstmatige wereld waar mensen hun koers bepalen in ruimte die uit informatie opgebouwd is." 11 Ruimte die door elektronisch nagebootste visuele indrukken voor een deel zelfs in effect lijkt te bestaan, maar uiteindelijk niet feitelijk aanwezig is. 12 Door middel van onderling verbonden computers zou deze 'virtuele ruimte', deze 'cyberspace' optimale mogelijkheden kunnen bieden voor niet-centrale communicatie door velen, ongeacht hun status of geografische positie. Een aanverwant ruimtebegrip waarbij de nadruk meer op het aspect van het uitwisselen van informatie door middel van telecommunicatie gelegd wordt is de 'telematische', afstandskundige, of kortweg 'teleruimte'. De vraag is, of deze elektronisch nagebootste, niet tastbare ruimte als verschijnsel fundamenteel verschilt van de 'nieuwe' ruimte die door de produkten van de drukpers in vroeger eeuwen geschapen werd. Vanaf de vijftiende eeuw was de typografische revolutie het instrument dat, dwars over grenzen en andere barrières, de ruimte voor het verspreiden van ideeën en daarmee veranderingen schiep. Het in de achttiende eeuw opkomen van 'public ks-tijdschriften', met de brieven aan de redactie als plaats voor vrije meningsuiting en de gelijktijdige verdere ontwikkeling van de postbezorging, maakten een ongebonden ideeënuitwisseling over een groot gebied mogelijk. |
|
|
Mensen
die eerst geïsoleerd waren en hun ideeën in de lokale context
niet kwijt konden, vonden in het tijdschrift een open forum en creëerden
daarmee een nieuwe publieke ruimte. 13 Dit
kan gezien worden als het historisch fundament voor 'de teleruimte', die
nu al te vaak als een uit het niets komend nieuw fenomeen gepresenteerd
wordt. |
|
|
De tastbare ruimte
aangetast |
||
Dat de tastbare
ruimte datgene is wat tegengaat dat alles op dezelfde plaats is, 14
dat tussen hier en daar afstand bestaat lijkt een overbodige stelling,
ware het niet dat de scheidslijn tussen hier en daar aan het verdwijnen
is. De vervoermiddelen en de eerder genoemde elektronische communicatie-media
brengen zulk een versnelling teweeg dat de ruimte zelf erdoor aangetast
wordt. Als het begrip vertrek vervalt, doordat het gelijk is met het moment
van aankomst, is de tussenliggende ruimte verdwenen. Het in tijd oplossen
van ruimte door steeds snellere vervoermiddelen maakt de eenvormigheid
van ruimte groter. Slaapwijken, winkelcentra, snelwegen en recreatie-voorzieningen
zijn vaak nauwelijks van elkaar te onderscheiden. De optimalisering van
het verkeer, of dit nu privéverkeer of openbaar vervoer is, versterkt
deze ruimtelijke scheiding van het dagelijkse leven in wonen, werken,
verkeer en recreatie. Hoe groter de bereikbaarheid, hoe minder er overblijft
wat de moeite van het bereiken nog waard is. Tegelijkertijd heeft het
uitgroeien van steden tot megapolen de begrippen stad en land doen vervagen.
Akkers zijn woonakkers geworden en steden hebben hun attractieve menging
van functies, hun stedelijkheid verloren. Wat is nog de binnenstad als
buiten de stad geen buiten meer is, maar een grijze brei, noch stad, noch
land. In de negentiende en begin twintigste eeuw werd het platteland door
de industriële ontwikkeling opgeslokt. In de eenentwintigste eeuw
dreigt de stad zélf door post-industriële ontwikkelingen te
verdwijnen. |
|
|
Bij het bepalen van het beleid
van wat behouden blijft, wat vernieuwd en hoe dat gestalte krijgt, zijn
er krachten in de samenleving die hun specifieke visie op het verleden proberen
door te zetten: van straatnaamgeving en het bepalen van wat wel of niet
'monumenten' zijn, tot oprichten en onderhouden van musea en de keuze van
wat bewaard en getoond wordt. Er is een drang naar het opdringen van een
eenvormige interpretatie van het verleden, een ontkenning van de veelvuldigheid
van betekenissen en interpretaties die een waarlijk collectief geheugen
met zich meebrengt." 15 Het hergebruik van gebouwde structuren voor andere functies kan aan een gebied een katalyserende kracht geven. Iets van het verleden behouden zonder zich enkel op één bepaalde periode van dat verleden vast te leggen: een fabriek wordt een cultureel centrum, een kerk een concertzaal, een pakhuis appartementen, een gevangenis een casino. 16 Zo kan ook het gebruik van de publieke ruimte voor andere doeleinden dan utilitaire en onomische functies als verkeer en winkelen, een andere, vernieuwde ervaring van de stedelijke ruimte geven. |
|
|
VEROVEREN OF OMTOVEREN De straat is de meest voor de hand liggende "vrije
culturele" ruimte, maar geeft ook de meest directe confrontatie met de
heersende orde. Toch is er een ontwikkeling te zien in het straatgebeuren,
zoals in Amsterdam van het omstreden politieoptreden tegen happenings
in de vroege zestiger jaren tot een gedurende enkele jaren door de overheid
gesubsidieerd 'festivals of fools' ruim tien jaar later. Terugkerende
confrontaties met t de politie en de de daarbij horende onwelkome negatieve
publiciteit stonden aan het begin van de veranderende houding van veel
autoriteiten, om niet in alle gevallen de hen ter beschikking staande
verbodsbepalingen voor de openbare weg in praktijk te brengen. Dit negatieve
en passieve uitgangspunt vormde vaak de basis voor een meer positieve
en actieve politiek waarbij zelfs radicale experimentele culturele initiatieven
door de overheid gesteund worden. |
||
Met
het veranderen van machtsverhoudingen in de tijd, veranderen ook de begrippen:
in bezit name van ruimte heet naar gelang 'bevrijden' of 'veroveren' en
koloniseren was nog niet zo lang geleden een onbesmet werkwoord. Zo verwijst
het Engelse woord 'squatter', letterlijk iemand die hurkt, naar het in
beslag nemen, door Engelse pachters, van gronden van de oorspronkelijke
bewoners van Australië, in naam van de Engelse kroon. Deze in aanvang
arme pachters ontwikkelen zich binnen enkele generaties tot een rijke
en invloedrijke klasse die in Australië met 'squattocracy' aangeduid
wordt. In Europa wekt het woord 'squatter' daarentegen beelden op van
een armoedzaaier die zich enkel door middel van een breekijzer toegang
tot de woningmarkt kan verschaffen. Het Nederlandse woord 'kraken', als
het 'binnendringen en in gebruik nemen van een gebouw, met name als woning',
is van heel jonge datum (1968, ontleend aan het woord in de dieventaal
voor inbreken: 'kraken'). 17 Tot dan
bestond er in het Nederlands een omschrijvende uitdrukking voor het fenomeen,
waarmee tegelijk ook het meer heimelijke karakter van de handeling aangegeven
werd: 'erop kruipen'. Er zijn tekenen dat zich, naar analogie van het
Australische begrip 'squattocracy', in Nederland een 'kracratie' ontwikkelt."
18 |
|
|
Als reactie op de naoorlogse woningnood komt met name in Engeland een brede beweging op gang die door het bezetten van leegstaande gebouwen in de eigen woningbehoefte voorziet. In het midden van de zestiger jaren volgt een tweede golf van 'squatters' acties. In Nederland komt dan ook een kraakbeweging op gang die van heimelijk bezetten tot openlijke actie overgaat. | ||
In drie
decennia ontwikkelt zich het kraken van een conflict over eigendom tot een
openbare orde conflict. Aanvankelijke confrontaties met boze eigenaren of
een deurwaarder geassisteerd door enkele politieagenten groeien uit tot
complete veldslagen met massale inzet van speciaal opgeleide oproerpolitie
en in enkele gevallen zelfs met inzet van legeronderdelen. Opvallend hierbij
is het ceremoniële karakter van deze confrontaties, waarbij weliswaar
aan beide zijden gewonden vallen maar ook internationaal gezien het aantal
dodelijke slachtoffers in enkele honderden toch zeer grimmig ogende confrontaties
op één hand te tellen is. 19 |
|
|
Hoe talloos ook de ontruimingen zijn, die na kortere of langere tijd van bezetting volgen, er is een niet gering aantal gevallen van blijvend gebruik, dat in heel verschillende vormen gestalte kan krijgen. Legalisatie, van het aangaan van een huurregeling tot gevallen waarbij de krakers tot koop van het eerst door hen ontkende eigendom overgaan. 20 | ||
Soms is
enkel het dreigement om een bepaald leegstaand gebouw te kraken aanleiding
tot een regeling voor het gebruik van die ruimte. 21
Ook zijn er culturele initiatieven die bewust streven naar een tijdelijk
gebruik van een ruimte, die het kraken en de daarbij behorende dreiging
van ontruiming zien als een stimulans voor een intense inzet gedurende een
korte tijd. Uiterste vormen hiervan zijn de symbolische bezettingen van
in gebruik zijnde gebouwen, zoals theaters, universiteitsgebouwen, musea
waarbij aan de functie ervan, hoe tijdelijk dan ook, nieuwe inhoud gegeven
wordt. |
|
|
|
||
Meest voorkomend
toch zijn de bezettingen van gebouwen en dergelijke die als gevolg van
economische ontwikkelingen, stedebouwkundige plannen of bijzondere omstandigheden
leeg zijn komen te staan. Het zijn steeds opnieuw optredende vacua die
een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefenen op mensen met veel ideeën
en weinig geld. Zo'n leegstaande ruimte is in veel gevallen de directe
aanleiding voor het ontstaan van een idee en de vorming van een groep
van mensen die dat wil proberen te verwezenlijken. Eenmaal veroverd is
de ruimte vaak ook het beginkapitaal van zo'n onderneming, de basis waarop
een initiatief uitgebouwd kan worden. Of het nu gaat om vrijwillige bijdragen
voor optredens of consumpties of toegangskaarten en vaste consumptieprijzen,
er vindt, hoe primitief vaak ook, kapitaalvorming plaats waarop het initiatief
zich verder kan ontwikkelen. Het minimaal bruikbaar maken van de ruimte
mag dan vaak aanzienlijke inspanningen in tijd en investeringen in bouwmaterialen
vragen, het is de enige manier voor mensen zonder geld om hun ideeën
te verwezenlijken. Het vormt de kracht en tegelijkertijd ook de zwakte
van projecten op deze basis. gezamenlijk beheer blijkt vaak een moeilijk
realiseerbaar ideaal. Het op basis van vrijwilligheid innen van
gelden, vaak volgens het principe van bijdragen naar vermogen, geeft in
de praktijk allerlei wrijvingen. Al snel ontstaan ruzies over de onderlinge
verschillen in de hoeveelheid geïnvesteerd geld of geïnvesteerde
tijd. Een ieder en alles is nog zo getekend door de economische principes
van de 'gewone maatschappij' dat veel projecten hierop stranden. Ook zijn
er enkelingen die ch verrijken door het gekraakte als hun persoonlijk
bezit te exploiteren. In andere gevallen is er een min of meer vloeiende
overgang van idealistisch beheer naar realistische exploitatie. Dat kan
in zelfexploitatie overgaan doordat de overheid, of een andere eigenaar,
met de krakers een contract afsluit, waarin noodzakelijke verbouwactiviteiten,
niet of nauwelijks betaald of verrekend, door de krakers zelf uitgevoerd
dienen te worden.Zelfwerkzaamheid' heet het dan eufemistisch.
|
||
Zij stelden
zich ten doel nieuwe experimentele 'situaties' te creëren: "Wij
moeten nieuwe omgevingen ineenzetten die gelijktijdig het produkt en het
instrument van nieuwe gedragingen zijn." 22
De navolgende periode en de praktijk in meerdere landen overziend, kan de algemene conclusie getrokken worden, dat creatieve krachten ontstaan en aangetrokken worden door onderdruk in een samenleving. Plekken die hun vroegere functie verloren hebben, waar iets had moeten komen, nog moet komen, wat er nog niet is. Nieuwe gebieden die nog niet strak geregelementeerd zijn, zoals in de beginperiode van de kabeltelevisie en nu computernetwerken. Deze plekken en gebieden ontstaan door én ondanks planning. Het mooie van de systematische regeling van werkzaamheden, oftewel planning, is het grote verschil tussen voornemens en uitvoering, tussen gebrek aan voorstellingsvermogen van autoriteiten en fantasie van enkelingen. Het is door het omtoveren van het geplande dat de beste mogelijkheden geschapen worden voor wat niet gepland kan worden: vrije culturele ruimtes |
|