Op 7 maart 2000 plaatste ik de volgende mededeling op mijn website:

Onderstaand artikel "vrije culturele ruimtes" verscheen in 1992 als een apart hoofdstuk in het boek "Gebroken wit -politiek van de kleine verhalen" bij Uitgeverij Ravijn in Amsterdam. De keuze om deze tekst ook op het Internet te zetten is de actuele Amsterdamse discussie rondom de zogenaamde 'Kalenderpanden' aan het Oosterdok. Ik hoop dat deze tekst een bijdrage aan dit debat en de strijd voor het behoud van de panden kan leveren.


Wie nu langs deze 'kalenderpanden' komt ziet geen spoor meer van de alternatieve woon- en werk-cultuur die hier ooit bedreven werd. Het zijn even keurige als dure appartementen geworden. Het kraken in Amsterdam is tanende en iedere vierkante centimeter van de binnenstad schijnt inmiddels digitaal in kaart en optimaal in exploitatie gebracht te zijn. Toch zijn er nog kreukels in het stedelijk kleed waar het strijkijzer van de versjieking (gentryfication) nog niet geweest is. Ook veranderd een stad en zijn de de nette ruimtes en plekken van eergisteren al bijna weer geschikt voor de ongebonden en vrije initiatieven van morgen.
Kortgeleden brak er brand uit in een gekraakt fabriekspand in Amsterdam Noord tijdens een 'house party' (waarschijnlijk zelfs aangestoken). Een opportunistisch christelijk kamerlid zag hierin de mogelijkheid om te suggereren dat krakers en gekraakte ruimtes broedplaatsen zijn van illegale en gevaarlijke praktijken, waaraan nu, eens en voor altijd, paal en perk gesteld dient te worden: het zoveelste voorstel om kraken in Nederland te verbieden.
Afgezien van de kortzichige associatie kraken/brand (waarom niet een hele bedrijfstak opdoeken als in een legaal lokaal brand uitgebroken is?) en afgezien van het feit dat 'illegale praktijken' succesvoller zijn naar mate zij zich legaal weten te camoufleren, wordt er ook voorbij gegaan aan de heilzame bijwerkingen die een stad als Amsterdam - en vele andere steden - hebben mogen ondervinden door het kraken.

Dit artikel gaat vooral over culturele activiteiten, maar niemand met enige kennis van de stedebouwkundige geschiedenis van de stad Amsterdam kan er om heen dat de kraakbeweging daarin een belangrijke rol heeft vervuld: Nieuwmarkt, Dapperbuurt, De Pijp, Staatsliedenbuurt, IJ-eiland, hadden een geheel ander, en zeker betreurd uiterlijk gekregen als niet woningen, huizen en gebouwen behouden of herbestemd waren door krakers, als niet bestaande plannen door tegenstand, verzet en creatieve inbreng gewijzigd waren.

Het is mijn voornemen om die positieve invloed van het kraken, gedurende meer dan drie decennia letterlijk in kaart te brengen en op deze website te presenteren (niet enkel met Amsterdamse voorbeelden, maar ook landelijk en Internationaal). In afwachting daarvan hier nogmaals mijn beschouwingen en inzichten van ruim tien jaar geleden over een onderdeel daarvan: vrije culturele ruimtes, waarbij ik meer dan enkel tastbare ruimtes in ogenschouw neem.

'Legaal' of 'illegaal' zijn veranderende begrippen; een samenleving is meer dan een verzameling door wetten en regelingen gestuurde burgers; 'de wet' is geen doel in zichzelf maar een hulpmiddel om het maatschappelijk verkeer te regelen; er zijn meer wegen dan de voorgeschreven weg; er is behoefte aan ruimte voor eigen initiatief, leren door eigen ervaring (inclusied vergissingen en opnieuw proberen); die ruimte is niet enkel van hogerhand gegeven, soms wordt zij van onderop genomen...

Tjebbe van Tijen november 2004


vrije culturele ruimtes

Vluchtig genoegen
van gemeenschappelijk beleven
je afgesloten vrij voelen
als in een cocon geweven

Wordt zichtbaar
wat geen vorm had
klankloos hoorbaar
rondgaand op een presenteerblad
zonder ooit een rekening

Toe... schouwers, laat wat zien
toe... hoorders, fluit rond het geluid
tot de zaal het podium opslokt en de luidsprekers
aanvangen zachtjes te horen
wat het publiek te zeggen heeft

En tekens die nog gebaren vergen
voordat ze als waar genomen kunnen worden
vinden hier het natte zand
waarin ze aan de vloedlijn
kortstondig zichtbaar zijn

n 1984 vond in Amsterdam een manifestatie plaats over 'vrije culturele ruimtes'. Een begrip waarmee geprobeerd werd enige samenhang aan te tonen tussen dat wat tot dan ervaren werd als los van elkaar staande verschijnselen. De plaats waar de bijeenkomst werd gehouden was een gekraakte ruimte aan het Waterlooplein waar al een paar jaar een alternatief cultureel centrum functioneerde: 'De Pleinwerker'. r'. Het centrum bevond zich recht tegenover het, ondanks vele protesten, in aanbouw genomen combinatiegebouw van stadhuis en opera: de 'Stopera'.

De 'Pleinwerker' was een erflater van het sinds 1978 jaarlijks op het Waterlooplein gehouden 'Anti-City Circus*. Dit waren manifestaties waarbij het enorme braakliggende terrein, ontstaan door de sloop en ontruiming van de vroegere Waterloopleinbuurt met zijn rommelmarkt, voor culturele manifestaties gebruikt werd. Manifestaties die een levende kritiek vormden op het prestige cultuurbeleid van de gemeente Amsterdam. Na een laatste confrontatie in 1981, waarbij de bouwplaats van de Stopera bezet en de al in stelling gebracht bouwmachines vernield werden, werd op en rondom het Waterlooplein de staat van beleg afgekondigd. Ruim een half jaar werd het gebied permanent door oproerpolitie bewaakt om ieder verder protest de kop in te drukken.

Er was iets aangrijpends in de tegenstelling tussen het zwaar beveiligde cultuurpaleis in aanbouw, de 'Stopera' en het cultuurpakhuis 'De Pleinwerker'. Tegenover een open-deurpolitiek op basis van moeizaam i bijeengeschraapte eigen gelden van de krakers, een miljoenenprojekt omgeven door een kilometerlang stalen hekwerk, nachtelijke schijnwerpers en bewakers met honden en portofoons. De naast de 'Pleinwerker' gevestigde Academie voor Bouwkunst en het om de hoek gelegen Joods storisch Museum hadden claims op de gekraakte pakhuisruimte.

 
Juridische procedures om tot ontruiming te komen waren in gang gezet. 1 Deze druk bracht de krakers, die zich geïsoleerd voelden, ertoe om steun bij gelijkgezinden en lotgenoten te zoeken. Het was de aanleiding tot het opstellen van een manifest waarbij de eigen positie met die van anderen, in heden en verleden, verbonden werd. Het manifest was tevens een oproep tot het bijwonen van de eerder genoemde manifestatie over 'vrije culturele ruimtes':

1. In 1985 werd de Pleinwerker door politie ontruimd. Nu is er de ARCAM-gallerie van de gelijknamige stichting voor architectuur en stedebouw gevestigd.

Zondag 16 december 1984

x
x
x

De stad is een strijdtoneel van vele tegenstrijdige krachten
wie er de macht heeft, heeft er de ruimte

Velen zijn passief, nemen genoegen met het hen toebedeelde, anderen zijn aktief en krejeren hun eigen leefruimte.

Het eigen initiatief om de woningnood op te lossen is bekend genoeg en heeft in de jaren na de tweede wereldoorlog steeds duidelijker vorm gekregen.

Minder bekend is hoe gelijktijdig naast het wonen ook plekken voor eigen kreativiteit veroverd worden:
- op straat
- op de muur
- in gebouwen
- in de ether (radio en tv)

VRIJE CULTURELE RUIMTE

Fabrieken, gevangenissen, kantoren, kazernes, kerken, pakhuizen en winkels worden veranderd in ruimtes waar geëxperimenteerd wordt met eigen beheersvormen.

Verschillende kunst- en kultuurvormen vinden er door en naast elkaar plaats. De grenzen tussen wat kultuurproducenten en -konsumenten zijn vervagen.

Geen produkt van officieel kultuurbeleid, maar:
- door eigen aktiviteit veroverd
- op eigen initiatief begonnen
- vaak zonder de vereiste vergunningen

Enkele van deze initiatieven worden -hoe vrijblijvend ook- door de overheid erkend. Het merendeel wordt alleen oogluikend toegestaan, zolang ze geen lukratieve plannen in de weg staan of 'aanstoot geven'. Het zijn:

CULTURELE GEDOOGRUIMTES

In Amsterdam zijn het er nu een honderdtal, in de rest van Nederland vele tientallen, zo ook in het buitenland.

Enkele van de in het manifest genoemde 'culturele gedoogruimtes' in Amsterdam waren: Aktiekafee Dapperbuurt, Aorta, De Bajes, Black Arts Centre, Blauwlakenblok, Bolscomplex, Brandweerkazerne, Buurthuisverzet, Edelweis, Einde van de Wereld, De Factory, Het Fort van Sjakoo, Gallerie A, Gallerie Warmoesstraat 139, De Garage, De Grote Keizer, Haarlemmerpoort, De Huiskamer, De jakobsladder, Kenau's Kijkraam, De Klinker, De Lange Adem, Leef-Werkschool, Makkom, De Melkweg, Molly Chaoot, New Reflexions, N.L. Centrum, Oktopus, Op Stand, Van Ostadetheater, Pampus, Paradiso, De Pleinwerker, Rioolrat, De Smederij, Tetterode complex, Het Veem, De Vergulde Koevoet, Volsap, Vondelkerk, Het Vrouwenhuis, Het Vrije Archief, W.G. terrein, Wielingen, De Witte Raaf, IJ-Tunneltheater, Xinema Xinix, Zaal 100.

Enkele vrije culturele etherruimtes: FM 90.5 KRO (Kattenburgse Radio Omroep), 95.5 Radio GOT/ Rabotnik/ RVZ/ Twist/ Vrouwenradio/ Vrije Keizer/ WHS (het merendeel van deze initiatieven is nu gebundeld in Radio 100), 101 Radio Kankantri, 103.6 Staatsradio.


BROZE CONCRETE UTOPIEEN

Op deze manifestatie was een tentoonstelling te zien met voorbeelden uit binnen- en buitenland van 'vrije culturele ruimtes' uit de voorgaande twintig jaar. Het was een eerste poging tot inventarisatie en vooral visualisatie. Er waren vertegenwoordigers aanwezig van verschillende functionerende initiatieven, die in het kort hun ontstaansgeschiedenis en dagelijkse praktijk uiteenzetten. Hoe groot de verschillen tussen de vertegenwoordigde groepen ook waren, van het keurig met overheidssubsidiegeld geëxploiteerde 'Apollohuis' met avantgardekunst in Eindhoven tot punk 'Galerie Anus' uit een gekraakt huis in Amsterdam, toch was er bij de aanwezigen een gevoel van verwantschap wat betreft het gebruik van ruimte als middel voor vrije ongebonden cultuuruiting.
Tijdens de bijeenkomst werd uit discussies duidelijk dat radicaal en compromisloos begonnen initiatieven, die meestal na een kort en dynamisch leven ten onder gaan, toch een grote uitstraling kunnen hebben. De eens gebundelde krachten verspreiden zich en daarmee de opgedane ervaringen; dezelfde mensen zijn vaak terug te vinden bij nieuwe initiatieven waar zij hun inzichten inbrengen. Een kort en hevig bestaan van een culturele 'vrijruimte' brengt anderen elders op het idee dit voorbeeld in een of andere vorm na te volgen. Zo'n kortstondig bestaan van een 'vrijruimte' laat echter ook het beeld achter van een stralend jonge gedachte, zonder enige tekenen van verval tot de zo verachtte heersende culturele waarden, waarbij echter de levensvatbaarheid op langere termijn onbewezen blijft. Het blijven broze concrete utopieën die bij eerste aanraking uiteenvallen om ons in scherven de toekomst te spiegelen. Daarnaast zijn er initiatieven die zich hebben laten inspireren door dergelijke radicale voorbeelden en kans gezien hebben deze in te passen in bestaande structuren en voort te zetten, zonder de oorspronkelijke idee geheel te verliezen. Op deze manifestatie werd duidelijk dat het creëren van 'vrije culturele ruimtes' niet altijd een simpele keuze is tussen 'zuivere' compromisloze radicale actie of verfoeilijke samenwerking van 'verraders' met de heersende orde. In sommige gevallen bleek het vinden van een compromis een radicalere daad dan het martelarengedrag van hen die zo graag op het zelf gecreëerde slagveld wensen te vallen. Met de tijd slijt de radicaliteit en het vergt bewuste inspanning om de oorspronkelijke inspiratie levend te houden en tegelijk elastisch genoeg te zijn om het concept in te passen in veranderende verhoudingen. Een eventueel zakelijk succes stelt de vraag van de keuze tussen produceren om de winst of om de idee. Het blijven voldoen aan opgewekte behoeften, of het steeds opnieuw analyseren van eigen verwachtingen en de reacties van anderen daar op. Het wegblijven van de verwachte deelnemers, het verwachte publiek is een andere mogelijkheid. Slechts weinigen hebben genoeg aan hun eigen gedrevenheid en de meesten ontberen al gauw de stimulans die van de deelname van anderen uitgaat. Geen spectaculaire ontruiming maar een droevige sluiting is het gevolg. Zelfsanering komt regelmatig voor bij 'vrije culturele ruimtes', maar toch heerst hier niet enkel de wet van de overleving van de sterksten. Er bestaat ook, in veel steden, een stelsel van vereffening, waarbij meer succesvolle projecten (meestal die waar als onderdeel van de activiteiten bier en maaltijden verkocht worden) minder succesvolle financieel steunen. Een informeel subsidiecircuit vaak aangevuld door traditionele 'fund raising parties'.

 

MILAAN

In 1989, vijf jaar na de manifestatie in Amsterdam, kwam een vraag van het 'Casa della Cultura di Comune di Milano', een gemeentelijke instelling, of er voor een studieconferentie over 'Europese ervaringen met culturele projecten in de stad' een overzicht gemaakt kon worden van alternatieve projecten. Als bijdrage voor deze conferentie werd naast een tentoonstelling met voorbeelden uit meerdere landen, tijdens een lezing, een verdere precisering van het begrip 'vrije culturele ruimtes' en de verschillende omstandigheden waaronder zulke ruimtes functioneren gegeven. De situatie in Milaan zelf leek zich, na aanvankelijke verschillen, enigszins gelijk aan die van Amsterdam te ontwikkelen.
De toenemende sociale problemen met jongeren, met name in de buitenwijken van de stad, bracht de Milanese gemeentelijke autoriteiten er toe na te gaan denken over hun cultuurbeleid. De van boven af verspreidde traditionele cultuuruitingen bereiken een groot deel van de jongere generatie niet. De sociale functie van stadsdelen was veranderd, waarbij het centrum steeds exclusiever geworden was en de buitenwijken tot ghetto's vervallen waren. Oude samenhangen, zoals het duidelijk behoren tot een sociale klasse, tot een politieke partij en de saamhorigheid op de werkplek, zijn weggevallen zonder dat er nieuwe vormen voor in de plaats gekomen zijn.

In de zestiger waren het vooral publieke plaatsen, als de monumentale pleinen in de stad, waar jongeren die zich 'anders' voelden regelmatig bijeen kwamen. Later groeit een behoefte aan eigen ruimtes voor creatieve uitingen. In 1975 wordt in het zuidwesten van Milaan een oude hoogoven bezet om er onder de naam 'Fornace Richard' een sociaal-cultureel centrum te vestigen. De eigenaar van het niet langer gebruikte fabriekscomplex tolereert, zolang er onduidelijkheid over de planontwikkeling bestaat, de bezetters. Dit duurt tien jaar, tot in 1985. In het begin is er veel invloed uit linkse politieke hoek ('Lotta Continua' en Avanguardia Operaia'), al gauw treedt er een verschuiving op van het politieke vlak naar het culturele. Theater, poëzie, literatuur en fotografie wordt er bedreven, vrouwen- en homoseksuele groepen vinden er onderdak. Centra in andere delen van de stad volgen, in de meeste gevallen in gekraakte ruimtes. Eerder, eind zestiger jaren, hadden de eerste grote huizenbezettingsacties in Milaan plaats gevonden, toen vooral ten behoeve van immigranten uit het Zuiden van Italië. Eind zeventiger jaren volgt een nieuwe golf bezettingsacties, dan vooral door Eritreërs (in de Via Lodi), later gevolgd door Marokkanen. Een nieuw fenomeen voor een land dat vooral emigratieland was en buiten interne migratie van het Zuiden naar het Noorden tot voor kort een mono-raciale samenleving vormde.

Drugs vormen, vanaf het begin, voor de sociaaal-culturele centra een groot probleem. De strenge Italiaanse wetgeving die geen onderscheid tussen hard drugs en soft drugs wenst te maken, maakt het voor veel initiatieven bijzonder moeilijk om tot een acceptabele regeling van het probleem te komen. Om de politie te weren en sluiting te voorkomen gaan veel centra er toe over een militante anti-drug politiek te voeren. Er ontstaan zelfs radicale anti-heroïne brigades zoals het 'Collectivo Contro L'Eroina del Ticinese' dat patroullieert tegen heroïnehandelaren en junkies.
Een levendig centrum vormt zich eind zeventiger jaren in een aantal gekraakte panden in de Via Correggio, vooral onder invloed van de punkgroep 'Virus'. Er zijn oefenruimtes voor bands en vergaderruimtes. Het is een plaats waar van uit de distributie van eigen publikaties gebeurd. Een aantal mensen vindt er ook permanent of tijdelijk onderdak. Per jaar worden in de Via Correggio een vijftigtal concerten gegeven door groepen uit binnen- en buitenland. Het centrum houdt meerdere jaren stand, maar wordt uiteindelijk door politie ontruimd. 3 Nieuwe centra ontstaan en sommigen weten nu al meerdere jaren te overleven, zoals het meer politiek gerichte 'Centro Leoncavallo' en het uit de punkbeweging voortgekomen culturele centrum in de Via Conchetta. Bij de sloop van een aantal gebouwen op het terrein waar het 'Centro Leon Cavallo' gevestigd is vonden enkele jaren terug nog harde confrontaties, compleet met helmen, knuppels en molotov cocktails, plaats, de recentere vredige bezettingsactie in Via Conchetta werd door de Milanese autoriteiten oogluikend toegestaan.
Misschien gaan plaatselijke autoriteiten eindelijk in zien dat dit soort 'vrijplaatsen' ook 'scholen voor sociale communicatie zijn', dat ze de verbinding kunnen vormen 'tussen twee systemen die gegevens op een verschillende manier behandelen', dat het hier, om in moderne computer-terminologie te spreken, gaat om een 'sociale interface'. Het scheppen van een platform voor het uitwisselen van creativiteit die anders ongebruikt blijft.

 
Het centrum houdt meerdere jaren stand, maar wordt uiteindelijk door politie ontruimd. 3 Nieuwe centra ontstaan en sommigen weten nu al meerdere jaren te overleven, zoals het meer politiek gerichte 'Centro Leoncavallo' en het uit de punkbeweging voortgekomen culturele centrum in de Via Conchetta. Bij de sloop van een aantal gebouwen op het terrein waar het 'Centro Leon Cavallo' gevestigd is vonden enkele jaren terug nog harde confrontaties, compleet met helmen, knuppels en molotov cocktails, plaats, de recentere vredige bezettingsactie in Via Conchetta werd door de Milanese autoriteiten oogluikend toegestaan.
Misschien gaan plaatselijke autoriteiten eindelijk in zien dat dit soort 'vrijplaatsen' ook 'scholen voor sociale communicatie zijn', dat ze de verbinding kunnen vormen 'tussen twee systemen die gegevens op een verschillende manier behandelen', dat het hier, om in moderne computer-terminologie te spreken, gaat om een 'sociale interface'. Het scheppen van een platform voor het uitwisselen van creativiteit die anders ongebruikt blijft.

3. Zie de studies van Primo Moroni voor het sociologisch onderzoekdbureau AASTER: Milano Ticinese Luogo difrontiera emblematico nella metropoli Milanese en Milano Barona –la rete del volontariato tra percorsi delta memoria e movimenti, beiden in 1989 door AASTER in Milaan uitgegeven. In de eerste studie is gepoogd de •zinnebeeldige- plaatsen van de stad voor jongeren in een serie kaarten van 1945 tot 1989 vast te leggen, van jeugdbendes in de jaren veertigde tot punks in de jaren tachtig.

TEMPEL- OF FABRIEKSCULTUUR ?

Aan initiatieven voor grootse cultuurprojecten ontbreekt het niet in Europa. Iedere zelfbewuste natie, zich zelf respecterende metropool heeft er wel een sinds de Franse staat in de stad Parijs met het 'Centre Culturelle George Pompidou' (ook wel 'Beaubourg' genoemd naar het aan 'de Hallen' grenzende stadsdeel) in het begin van de zeventiger jaren de spits afbeet. Het was een reactie op de cultuurpolitiek van De Gaulle die in de zestiger jaren door zijn minister Malraux vormgegeven werd. Verspreid over heel Frankrijk werden regionale cultuurcentra gevestigd, 'Maisons de culture', als nieuwe kathedralen waar de mensen naar toe zouden stromen om door de aanraking met de hogere kunsten hun dagelijkse materialistische beslommeringen te vergeten. Een elitaire van boven af opgelegde staatscultuur die vooral door in de beweging van 1968 opkomende kritische groepen aangevallen werd.

 
De Gaulle's opvolger Pompidou speelde hier op in door "op het moment dat het traditionele begrip van de Kunst en zelfs dat van de Cultuur in twijfel getrokken wordt" de creatie van een nieuw centrum te verordonneren: "een bijeenkomen op één plaats van het boek, de beeldendende kunsten, architectuur, muziek, film en industriële vormgeving". 4 Tegelijk gaf het hem de mogelijkheid om, als alle Franse presidenten, met een koninklijk gebaar een gedenkteken voor het eigen bewind neer te zetten. "Met Beaubourg is het tijdperk van de cultuurtempels ten einde", schreef cultuur-ambtenaar Claude Mollard enthousiast in 1976, "We zijn gekomen in het tijdperk van grote oppervlakten die grotendeels voor het publiek geopend zijn, zonder dat ooit de zorg voor de kwaliteit prijsgegeven wordt". 5

Mollard spreekt over grotere toegankelijkheid die moet leiden tot de "dekolonisatie van culturele expressie". De vraag is of we hiermee niet van 'cultuurtempels' overgeschakeld zijn op 'cultuurfabrieken', of de voorgestane vergemakkelijking van de "dialoog tussen scheppers en hun publiek" wel plaats vindt, of niet alles bij éénrichtingsverkeer blijft; het publiek niet meer is dan een door deze fabriek te bewerken grondstof. 8

4, Geciteerd in “L’enjeu du Centre Georges Pompidou”, Union Générale j’Éditions/10-18, 1976, biz 20.

5. ibid. biz 26
In 1977 beschreef Jean Baudrillard de trots van Pompidou als "een mausoleum voor de massa's om op het dode lichaam van de cultuur te spugen". 6 Anderen zien het positiever als een nieuw soort super-markt met het publiek als koning klant, vrij om te nemen wat het wil en er van te maken wat het wil (Allain Tourraine ); 7 een zelfservice cultuur waar het ieder vrij staat eigen keuzes te maken (Lipovetsky). 8

Nieuwe media, van computers tot interactieve video, zijn in de tachtiger jaren razendsnel opgerukt via militaire toepassingen tot de vermaaksindustrie en de laatste jaren aarzelend in de kunstwereld. Hiermee lijken de grenzen tussen cultuur, wetenschap en techniek te vervagen en wordt ook de scheiding tussen 'hogere' en 'lagere' cultuur minder helder. Gokhal en pretpark, museum en theater schuiven langzaam naar elkaar toe. Een volgende golf van 'mediaparken-cultuur' wacht ons, het succes van het omgebouwde Parijse abattoir 'La Villette', wordt gevolgd door het in aanbouw zijnde 'Mediapark' in Keulen. De lopende band van het professioneel georganiseerde massavermaak is in beweging gezet en heel het hiervoor aangehaalde rommelige marginale culturele gebeuren lijkt erbij in het niet te verzinken. Maar misschien moeten deze twee verschijnselen niet tegenover elkaar gesteld worden, ligt in de kracht van het ene juist de zwakte en omgekeerd. De op de massa gerichte cultuurvoorzieningen met al hun faciliteiten blijven gebonden aan het stelsel van opgelegde arbeid en passief vermaak en benadrukken daarmee nog steeds de bestaande scheiding tussen cultuur en de rest van het leven. De in de marge van de samenleving opererende initiatieven hebben een betere positie om de scheiding tussen dagelijks leven en cultuur op te heffen. Alleen al het gebrek aan middelen brengt hen ertoe te improviseren, tegenover de hele machinerie van reproduktieve en geconserveerde kunsten de organisatie van het direct geleefde moment te stellen... Maar dit begint te lijken op een principe pleidooi voor alles wat klein en klunzig is en een religieuze afkeer van al datgene wat enige omvang heeft. Het is tijd een poging te wagen tot een nadere precisering van het begrip 'vrije culturele ruimte' te komen:

6. In L 'effet Beaubourg: implosion et dissuasion, Editions Galilée, Parijs 1977

7. Geciteerd in Popular culture in modern France -a study ofcultural discourse door Brian Rigby, Routledge, London, 1991, biz 90.

8. ibid. biz 192.

VRIJE

Vrij van honger en gebrek allereerst, zonder dat bestaat het navolgende enkel in koortsdromen. Het "vrije" kan liggen in:

  • de mate van onafhankelijkheid van gevestigde maatschappelijke structuren
  • het vinden van oplossingen voor de bestaande economische barrières; te overleven zonder dusdanige verplichtingen te moeten aangaan dat de oorspronkelijke idee aangetast wordt
  • het niet of minder gebonden zijn aan heersende opvattingen over wat cultuur dient te zijn
  • de drang om eigen vormen, nieuwe betekenissen voor het bestaande te vinden
  • het zelf bepalen van de wijze van organisatie en beheer
  • het doorbreken van scheidslijnen tussen in disciplines afgescheiden cultuuruitingen
  • het tijdelijke spontane karakter
  • het ontsnappen aan opgelegde arbeid, werkeloosheid als iets positiefs zien
  • het hebben, nemen van tijd om te doen wat je pleziert

Het vrije, het vrij zijn, zonder enige weerstand of belemmering je kunnen bewegen, kunnen gaan en staan waar je wilt, buiten bemoeiing van anderen vallen, niet door wet of regel bepaald zijn, duidt altijd een in beweging zijn aan. Vrij zijn is per definitie niet vast te leggen. Het is een bij voortduring veranderen van normen, waarbij in iedere vrijplaats een gevangenis sluimert. Omgekeerd biedt de afgezonderde ruimte, het ghetto, of dat nu zelfgekozen of opgelegd is, ook de ruimte om ontlast van de heersende normen tot eigen levensvormen te komen. De prijs voor deze 'vrijheid' is de gedwongen aanpassing aan de normen die binnen dit ghetto gelden. Iedere afgescheiden groep zoekt haar bestaan in ongeschonden toestand te bewaren en doet dat door haar leden een moreel isolement op te leggen.

 
De definitie van het begrip subcultuur sluit hier bij aan: 'onder het vlak van de algemene waarneembare cultuur bestaande cultuur van bijzondere groepen met afwijkende normen en doelstellingen': Vrijheid waarbij oude bindingen door nieuwe vervangen worden. Hier direct mee verbonden begrippen als 'parallelle', 'tweede' en 'underground' cultuur worden weliswaar in verschillende contexten gebruikt, maar zijn in weze niet verschillend van de notie 'subcultuur'. Een ook in relatie tot het begrip 'vrij' gebruikt woord is 'alternatief': de mogelijkheid van het kiezen voor andere benaderingen dan de gangbare normen voorschrijven. Normen zijn echter kortstondig, veel van wat gisteren alternatief was is vandaag aanvaard en overmorgen de heersende norm die er om vraagt doorbroken te worden.

9. Van Dale Groot woordenboek van hedendaags Nederlands, editie 1984.

CULTURELE

Cultuur is een voortdurend in betekenis verschuivend begrip. Definities verdringen zich op de rand van de afgrond die tijd heet. Er zijn duidelijke trends, zoals de neiging om alles wat vroeger 'politiek' genoemd werd nu 'cultureel' te noemen. In ruime zin kan cultuur verstaan worden als de mogelijkheden voor de organisatie van het leven. De totaliteit van waarden, acties, modellen, regels en voorstellingen die de mentaliteit en leefstijl van een sociale groep en haar leden bepaalt. In engere zin bestaat het 'culturele' uit die handelingen en gecreëerde omstandigheden die gericht zijn op het gemeenschappelijk maken van unieke ervaringen. Creatieve uitingen dus, niet beperkt tot enkel datgene wat met het woord 'kunst' aangeduid wordt. Cultuur kan zo het spel van het vrij geconstrueerde leven worden, bevrijdend door enkel tijdelijk te zijn. Hierdoor kan de beperking van de heersende cultuur, met haar dwangmatige behoefte om sporen na te laten, haar overmatige nadruk op de prestatie van de enkeling, voorbijgestreefd worden. Er ontstaat een spoorloze cultuur die voor het leven in plaats van de eeuwigheid kiest. Een cultuur die de nadruk legt op de wisselwerking tussen collectief en individu. Zo er sporen blijven, dan zijn ze het bijprodukt van vroeger gemeenschappelijk beleven.

De gangbare visie van een fundamentele tegenstelling tussen 'hoge' en 'lage', 'elite-' en 'massa-' cultuur verliest haar betekenis. Sociale klassen en groepen nemen steeds meer elkaars uitingsvormen over en vervormen die naar eigen behoefte tot nieuwe expressies. Individuele uitingen dringen voortdurend tot de massamedia door, stellen steeds nieuwe voorbeelden die vervormd nagebootst worden, maar ook stimulerend werken op het ontstaan van geheel afwijkende creaties. De nabootsing op zich is één van de bronnen van creativiteit, met name als ze mislukt en in wanhoop al improviserend en onbedoeld een nieuwe vorm gevonden wordt. Veelvormigheid is het meest in het oog lopende kenmerk van de huidige ontwikkelingen. Door een grotere mobiliteit ontstaan meer en meer mengvormen, samensmeltsels van elementen uit etnisch verschillende culturen. Deze menging van ongelijksoortige elementen betekent weliswaar een aantasting van traditionele vormen, maar zulk een hybride cultuur is ook een uitdaging die er toe kan leiden dat oude tradities zich vernieuwen en daardoor voort bestaan.

Het culturele niet langer zien als een van de rest van het leven afgezonderd domein. Zonder enige illusies over een mogelijk autonome po e van de cultuur, de opheffing van de gebruikelijke scheiding tussen het politieke en het culturele nastreven. Een cultuur die de machtsstructuren van de samenleving raakt en een politiek die zich in een culturele vorm weet lit te drukken. De creatieve daad en het scheppen van omstandigheden om zulke ervaringen met anderen uit te wisselen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het nagestreefde doel van een vrije expressie te bereiken met gebruikmaking van middelen die met dat doel in overeenstemming zijn.

 

RUIMTE

Het eigen lichaam is een primaire ervaring van ruimte, vormt de mentale woonruimte. Deze innerlijke ruimte, universum van dromen en verlangens, kan door taal en teken voor anderen toegankelijk gemaakt worden. Daar waar die toegankelijkheid wederzijds is worden ruimtes onderling verbonden. Brokstukken van zulke innerlijke ruimtes rijgen zich aaneen van persoon naar groep tot een gedachtenkring. Uit deze elementen vormt zich het culturele klimaat, met al zijn atmosferische wisselingen. 'Vrije culturele ruimte' bestaat aldus in de eerste plaats in overdrachtelijke zin, als geestelijke ruimte die met anderen gedeeld wordt. Het is als een gebied waar niet alles volgebouwd is, niet alles zijn vaste plaats heeft, waar nog ruimte voor beweging is.

Ruimte als ontmoetingsplaats waar, voor kortere of langere tijd, verschillende mensen één ruimte delen. Vanaf verschillende plaatsen naar één ruimte gaan om die gezamenlijk in tijd te ervaren. Een ervaring die rondom een bepaalde gebeurtenis ontstaat. Een gebeurtenis die gezien kan worden als middel om bijeen te zijn. De afgrenzing van de groep waartoe we denken te behoren vloeit zo samen met de wanden of andere afbakeningen van de ruimte waar we ons bevinden. Wie we zijn wordt bepaald door waar we zijn, met de mogelijkheid dit om te draaien. Dit kan gaan van actieve betrokkenheid bij wat er in de ruimte gebeurt tot het beïnvloeden of veranderen van het gebodene. Vormgeving, inrichting en gebruik van ruimte bepalen sterk de communicatie die er plaatsvindt. Lijfelijk bijeen zijn in een ruimte houdt nog niet in dat er, buiten lichamelijk contact door gedrang, enig ander contact is.

Het wonder van het scheppen van een communicatieve sfeer in een ruimte laat zich niet in een enkel recept vastleggen, maar zeker is dat het een mengsel is dat bestaat uit een veelvoud aan elementen: bereidheid van hen die optreden zich volledig in te zetten, een stuk van zichzelf aan het publiek te geven, hetgeen belangrijker is dan een begaafd musicus, een goed spreker, of een begenadigd acteur te zijn. Een bepaalde mate van ongeregeldheid en verwarring, waardoor tijd vrij komt voor spontane interventies. Het bewust zoeken naar middelen om het gecodeerde gedrag van uitvoerenden en publiek te doorbreken. Pogen iedere gebeurtenis een eigen sfeer te geven in relatie tot het verwachte publiek, dit door verlichting, arrangement van zitplaatsen, waar en wat er geschonken wordt. De sociale verkeersregeling: hoe het publiek zich door de ruimte kan bewegen, wanneer er pauzes zijn om contacten te leggen, of er nagepraat kan worden.

 
Het magisch bindmiddel dat deze elementen voor korte tijd samenbindt verschilt per omstandigheid. Als het lukt, verandert de ruimte van dimensie, overstijgt zichzelf en wordt als een luchtballon die haar passagiers meevoert op de wind. 10

Ruimte kan ook worden opgevat als niet tastbare omgeving, enkel met oor en oog te ervaren. Ruimtes van klanken en beelden die door technologiese hulpmiddelen in het leven geroepen worden en - naar analogie van het aan het Grieks ontleende woord 'atmos-sfeer' (damp-kring) 'logosfeer' en 'iconosfeer' genoemd kunnen worden. Een steeds dichterwordende sfeer van opgenomen en weergegeven woorden en beelden die de aardbol omringt. Hierbij komt een nieuw, gedematerialiseerd ruimtelijk verschijnsel, de zee van computerdata die door de huidige samenleving geproduceerd wordt, ook wel aangeduid met het modieuse begrip 'cyberspace' (een samentrekking van het Griekse woord voor roerganger 'kybernetes' en het engelse woord voor ruimte). Cyberspace wordt gedefinieerd als "een oneindige kunstmatige wereld waar mensen hun koers bepalen in ruimte die uit informatie opgebouwd is." 11 Ruimte die door elektronisch nagebootste visuele indrukken voor een deel zelfs in effect lijkt te bestaan, maar uiteindelijk niet feitelijk aanwezig is. 12 Door middel van onderling verbonden computers zou deze 'virtuele ruimte', deze 'cyberspace' optimale mogelijkheden kunnen bieden voor niet-centrale communicatie door velen, ongeacht hun status of geografische positie. Een aanverwant ruimtebegrip waarbij de nadruk meer op het aspect van het uitwisselen van informatie door middel van telecommunicatie gelegd wordt is de 'telematische', afstandskundige, of kortweg 'teleruimte'.

De vraag is, of deze elektronisch nagebootste, niet tastbare ruimte als verschijnsel fundamenteel verschilt van de 'nieuwe' ruimte die door de produkten van de drukpers in vroeger eeuwen geschapen werd. Vanaf de vijftiende eeuw was de typografische revolutie het instrument dat, dwars over grenzen en andere barrières, de ruimte voor het verspreiden van ideeën en daarmee veranderingen schiep. Het in de achttiende eeuw opkomen van 'public ks-tijdschriften', met de brieven aan de redactie als plaats voor vrije meningsuiting en de gelijktijdige verdere ontwikkeling van de postbezorging, maakten een ongebonden ideeënuitwisseling over een groot gebied mogelijk.
10. Dit gedeelte is gebaseerd op een gesprek met Carolien Nevejan van Paradiso Amsterdam, die de afgelopen jaren tientallen bijeenkomsten van de meest uiteenlopende aard organiseerde

11. De Amerikaanse schrijver William Gibson gebruikte in 1984 het begrip •cyperspace' voor het eerst in zijn roman Neuromancer. Hij verwees daarmee terug naar het begin jaren veertig door onder meer de

12. "In effect but not in fact" is de uiterst beknopte beschrijving van het woord virtueel in de Oxford Dictionary.
Mensen die eerst geïsoleerd waren en hun ideeën in de lokale context niet kwijt konden, vonden in het tijdschrift een open forum en creëerden daarmee een nieuwe publieke ruimte. 13 Dit kan gezien worden als het historisch fundament voor 'de teleruimte', die nu al te vaak als een uit het niets komend nieuw fenomeen gepresenteerd wordt.

13. Elizabeth L. Eisenstein gaat in haar artikel On revolution and t e printed word uitgebreid in op het verband tussen media en radicale maatschappelijke veranderingen. Het is opgenomen in Revolution •n history: een serie artikelen onder redactie van Roy Porter en Milulas Teich, Cambridge University Press, 1986.
De tastbare ruimte aangetast

 

Dat de tastbare ruimte datgene is wat tegengaat dat alles op dezelfde plaats is, 14 dat tussen hier en daar afstand bestaat lijkt een overbodige stelling, ware het niet dat de scheidslijn tussen hier en daar aan het verdwijnen is. De vervoermiddelen en de eerder genoemde elektronische communicatie-media brengen zulk een versnelling teweeg dat de ruimte zelf erdoor aangetast wordt. Als het begrip vertrek vervalt, doordat het gelijk is met het moment van aankomst, is de tussenliggende ruimte verdwenen. Het in tijd oplossen van ruimte door steeds snellere vervoermiddelen maakt de eenvormigheid van ruimte groter. Slaapwijken, winkelcentra, snelwegen en recreatie-voorzieningen zijn vaak nauwelijks van elkaar te onderscheiden. De optimalisering van het verkeer, of dit nu privéverkeer of openbaar vervoer is, versterkt deze ruimtelijke scheiding van het dagelijkse leven in wonen, werken, verkeer en recreatie. Hoe groter de bereikbaarheid, hoe minder er overblijft wat de moeite van het bereiken nog waard is. Tegelijkertijd heeft het uitgroeien van steden tot megapolen de begrippen stad en land doen vervagen. Akkers zijn woonakkers geworden en steden hebben hun attractieve menging van functies, hun stedelijkheid verloren. Wat is nog de binnenstad als buiten de stad geen buiten meer is, maar een grijze brei, noch stad, noch land. In de negentiende en begin twintigste eeuw werd het platteland door de industriële ontwikkeling opgeslokt. In de eenentwintigste eeuw dreigt de stad zélf door post-industriële ontwikkelingen te verdwijnen.

Stad en land zouden geschiedenis in ruimte moeten zijn. Maar niet iedere stad, niet ieder landelijk gebied is nog in staat de eigen geschiedenis te ertellen. Wanneer de stedelijke of landelijke ruimte haar verhalende functie heeft verloren, wanneer enkel het bestuderen van archieven of boeken het mogelijk maken enig idee van haar verleden te krijgen, dan is zowel verleden als toekomst verloren. Geschiedenis is het projecteren van een eigen toekomstbeeld op het verleden. Dit houdt in dat er geen sprake kan zijn van een enkelvoudige historische waarheid. Wel zijn er algemeen aanvaarde interpretaties, die met de tijd hun waarde verliezen. Het steeds opnieuw interpreteren van het verleden is een noodzakelijke handeling om dat verleden te behouden. Een stad biedt de mogelijkheid daar uitdrukking aan te geven door ruimtelijk verschillende aspecten van het verleden tot gelding te laten komen.

14.Virilio in L'espace critique, Christian Bourgois, Parijs 1984, blz. 19.
Bij het bepalen van het beleid van wat behouden blijft, wat vernieuwd en hoe dat gestalte krijgt, zijn er krachten in de samenleving die hun specifieke visie op het verleden proberen door te zetten: van straatnaamgeving en het bepalen van wat wel of niet 'monumenten' zijn, tot oprichten en onderhouden van musea en de keuze van wat bewaard en getoond wordt. Er is een drang naar het opdringen van een eenvormige interpretatie van het verleden, een ontkenning van de veelvuldigheid van betekenissen en interpretaties die een waarlijk collectief geheugen met zich meebrengt." 15

Het hergebruik van gebouwde structuren voor andere functies kan aan een gebied een katalyserende kracht geven. Iets van het verleden behouden zonder zich enkel op één bepaalde periode van dat verleden vast te leggen: een fabriek wordt een cultureel centrum, een kerk een concertzaal, een pakhuis appartementen, een gevangenis een casino. 16 Zo kan ook het gebruik van de publieke ruimte voor andere doeleinden dan utilitaire en onomische functies als verkeer en winkelen, een andere, vernieuwde ervaring van de stedelijke ruimte geven.

15. Interessant is het recente voorbeeld van de beeldenstorm in het verkruimelende Oostblok die zich van bufferfunctie tegen opgekropte volkswoede ontwikkelde tot planmatige verwijdering van symbolen van de ten onder gaande macht onder toeziend oog van museum-conservatoren. Na het wisselen van de macht vervaagde al snel de religieuze waarde van de vroegere staatssymbolen. In veel gevallen werden oudere staatssymbolen uit diezelfde musea gehaald en opgekalefaterd om de leeggekomen pleinen op te sieren. In Praag ontstond zo een heftig debat over het wel of niet laten staan van een monument, bestaande uit de obligate tank van het rode leger dat in 1945 het land "bevrijdde". Een kunstenaarsactie waarbij de tank roze gespoten werd, waarmee aangegeven werd dat zo'n monument ook een nieuwe betekenis kon krijgen, werd niet algemeen geapprecieerd.

16. Er moet daarbij niet vergeten worden dat er ook voorbeelden van hergebruik zijn die een negatieve katalyserende werking hebben, met als extreme gevallen een sportstadion dat een concentratiekamp (Santiago de Chile, 1973) en een theater dat een gevangenis werd ('Hollandse Schouwburg' Plantage Middenlaan, Amsterdam, 1941).

VEROVEREN OF OMTOVEREN

De straat is de meest voor de hand liggende "vrije culturele" ruimte, maar geeft ook de meest directe confrontatie met de heersende orde. Toch is er een ontwikkeling te zien in het straatgebeuren, zoals in Amsterdam van het omstreden politieoptreden tegen happenings in de vroege zestiger jaren tot een gedurende enkele jaren door de overheid gesubsidieerd 'festivals of fools' ruim tien jaar later. Terugkerende confrontaties met t de politie en de de daarbij horende onwelkome negatieve publiciteit stonden aan het begin van de veranderende houding van veel autoriteiten, om niet in alle gevallen de hen ter beschikking staande verbodsbepalingen voor de openbare weg in praktijk te brengen. Dit negatieve en passieve uitgangspunt vormde vaak de basis voor een meer positieve en actieve politiek waarbij zelfs radicale experimentele culturele initiatieven door de overheid gesteund worden.

Moeilijker ligt het bij het kraken van ruimtes of het bezetten van terreinen waarbij niet zozeer de gedragsregels voor een bepaalde ruimte, zoals bij de openbare weg, maar het eigendom van ruimte in het geding is. Op zich is het in bezit nemen van ruimte en daarmee het bezetten van andermans 'bezit' zo oud als de mensheid zelve. Het in bezit nemen van grond door heersers houdt de ontkenning van de rechten van andere gebruikers in. Het tot eigendom verklaren van grond en bouwsels en de meestal daar op volgende in bezit name betreft dikwijls ruimte van volken die privé bezit van grond oorspronkelijk niet kenden.

 

Met het veranderen van machtsverhoudingen in de tijd, veranderen ook de begrippen: in bezit name van ruimte heet naar gelang 'bevrijden' of 'veroveren' en koloniseren was nog niet zo lang geleden een onbesmet werkwoord. Zo verwijst het Engelse woord 'squatter', letterlijk iemand die hurkt, naar het in beslag nemen, door Engelse pachters, van gronden van de oorspronkelijke bewoners van Australië, in naam van de Engelse kroon. Deze in aanvang arme pachters ontwikkelen zich binnen enkele generaties tot een rijke en invloedrijke klasse die in Australië met 'squattocracy' aangeduid wordt. In Europa wekt het woord 'squatter' daarentegen beelden op van een armoedzaaier die zich enkel door middel van een breekijzer toegang tot de woningmarkt kan verschaffen. Het Nederlandse woord 'kraken', als het 'binnendringen en in gebruik nemen van een gebouw, met name als woning', is van heel jonge datum (1968, ontleend aan het woord in de dieventaal voor inbreken: 'kraken'). 17 Tot dan bestond er in het Nederlands een omschrijvende uitdrukking voor het fenomeen, waarmee tegelijk ook het meer heimelijke karakter van de handeling aangegeven werd: 'erop kruipen'. Er zijn tekenen dat zich, naar analogie van het Australische begrip 'squattocracy', in Nederland een 'kracratie' ontwikkelt." 18

17.1n 1968 ontstond in Amsterdam 'Het Woningburo De Kraker'. srschillende bezettingsacties werden onder deze naam gevoerd. Televisiepubliciteit verleende landelijke bekendheid aan deze naam en kort daarna was het woord 'kraker' ingeburgerd. Het ontstaan van de Nederlandse moderne kraakbeweging plaats ik zelf in 1961 bij de bezetting van een aantal leegstaande panden in de Amsterdamse Generaal Vetterstraat, een actie die tijdens de kerstdagen plaatsvond, een aanklacht tegen de woningnood was en landelijke bekendheid kreeg. Vanaf 1969 ontstaan overal in Nederland kraakgroepen en zijn er ook dwarsverbanden met andere acties van (studenten tot milieu) te vinden. De slordigheide 1975-1980 en dateert de eerste ontwikkelingen in de periode 1967-1975.

18.Zo zijn een groot deel van de vroegre krakers uit de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt, waartoe ik zelf ook behoor, inmiddels keurig gelegaliseerd gehuisvest in over het algemeen zeer goede woonruimtes; zijn uit het krakersbolwerk NRC/Handelsblad bij de Dam meerdere commerciële goed renderende initiatieven voortgekomen en hebben tot een ieders verbazing de krakers vlak om de hoek onlangs kans gezien met vereende krachten voor een kwart miljoen gulden hun kraakpand te kopen. Gelijke ontwikkelingen zijn overigens in West-Berlijn waar te nemen, waar verschillende voormalige krakers door middel van coöperaties eigenaar van hun eigen en soms ook andermans ruimte zijn geworden, met alle dilemma's van dien, tot huurverhogingen toe door ex-krakers in de rol an nieuwe eigenaren, opgelegd aan huurders die al in een woningcomplex woonden voordat de krakers in hun vroegere rol arriveerden.
Als reactie op de naoorlogse woningnood komt met name in Engeland een brede beweging op gang die door het bezetten van leegstaande gebouwen in de eigen woningbehoefte voorziet. In het midden van de zestiger jaren volgt een tweede golf van 'squatters' acties. In Nederland komt dan ook een kraakbeweging op gang die van heimelijk bezetten tot openlijke actie overgaat.  
In drie decennia ontwikkelt zich het kraken van een conflict over eigendom tot een openbare orde conflict. Aanvankelijke confrontaties met boze eigenaren of een deurwaarder geassisteerd door enkele politieagenten groeien uit tot complete veldslagen met massale inzet van speciaal opgeleide oproerpolitie en in enkele gevallen zelfs met inzet van legeronderdelen. Opvallend hierbij is het ceremoniële karakter van deze confrontaties, waarbij weliswaar aan beide zijden gewonden vallen maar ook internationaal gezien het aantal dodelijke slachtoffers in enkele honderden toch zeer grimmig ogende confrontaties op één hand te tellen is. 19
19. De zo gematigde Nederlandse autoriteiten brengen volgens de 'overkill' techniek nu al decennia lang grote strijdmachten tegen krakers op de been. Begonnen in 1974 met 1100 man oproerpolitie, helikopters en gepantserde wagens, ontwikkelde het zich tot het inzetten van tanks in 1980 bij het incident rond de Vondelstraat. In West-Berlijn verloor Klaus-Jürgen Rattay in 1981 het leven doordat hij bij een grootscheepse ontruimingsactie door een politiebus overreden werd. Tien jaar later scheelde het maar een haar in het zojuist bevrijde Oost-Berlijn tijdens de ontruiming van gekraakte woningen in de Mainzerstrasse. De enige Amsterdamse kraker die om het leven kwam, Hans Kok, deed dat in een politiecel en niet op straat, zij het onder verdachte omstandigheden.
Hoe talloos ook de ontruimingen zijn, die na kortere of langere tijd van bezetting volgen, er is een niet gering aantal gevallen van blijvend gebruik, dat in heel verschillende vormen gestalte kan krijgen. Legalisatie, van het aangaan van een huurregeling tot gevallen waarbij de krakers tot koop van het eerst door hen ontkende eigendom overgaan. 20  
Soms is enkel het dreigement om een bepaald leegstaand gebouw te kraken aanleiding tot een regeling voor het gebruik van die ruimte. 21 Ook zijn er culturele initiatieven die bewust streven naar een tijdelijk gebruik van een ruimte, die het kraken en de daarbij behorende dreiging van ontruiming zien als een stimulans voor een intense inzet gedurende een korte tijd. Uiterste vormen hiervan zijn de symbolische bezettingen van in gebruik zijnde gebouwen, zoals theaters, universiteitsgebouwen, musea waarbij aan de functie ervan, hoe tijdelijk dan ook, nieuwe inhoud gegeven wordt.

20. Voorbeelden zijn de massale legalisatie van kraakpanden door de Londense autoriteiten in de jaren zeventig en gelijke acties va ^^ West-Berlijnse autoriteiten in de jaren tachtig. Een gelijktijdig toegepaste nieuwe anti-kraakwetgeving in Groot-Britannië leidde tot een vrijwel volledige verdwijning van de kraakbeweging. Interessant is ook de recente ontwikkeling in Oost-Berlijn waar na de massale confrontatie in 1991 in de Mainzerstrasse een politiek van legalisatie gestart is. Oostduitse bemiddelaars, met gebruikmaking van de al bestaande West-Berlijnse ïtelijke infrastructuur, proberen nu nieuwe openlijke confrontaties op straat te voorkomen door krakers legale oplossingen aan te bieden.

 
21. In Amsterdam zijn daar als voorbeelden Het Vrouwenhuis/Nieuwe Herengracht (1972), Paradiso (1969), De Smederij/Nieuwmarkt (1970).

Meest voorkomend toch zijn de bezettingen van gebouwen en dergelijke die als gevolg van economische ontwikkelingen, stedebouwkundige plannen of bijzondere omstandigheden leeg zijn komen te staan. Het zijn steeds opnieuw optredende vacua die een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefenen op mensen met veel ideeën en weinig geld. Zo'n leegstaande ruimte is in veel gevallen de directe aanleiding voor het ontstaan van een idee en de vorming van een groep van mensen die dat wil proberen te verwezenlijken. Eenmaal veroverd is de ruimte vaak ook het beginkapitaal van zo'n onderneming, de basis waarop een initiatief uitgebouwd kan worden. Of het nu gaat om vrijwillige bijdragen voor optredens of consumpties of toegangskaarten en vaste consumptieprijzen, er vindt, hoe primitief vaak ook, kapitaalvorming plaats waarop het initiatief zich verder kan ontwikkelen. Het minimaal bruikbaar maken van de ruimte mag dan vaak aanzienlijke inspanningen in tijd en investeringen in bouwmaterialen vragen, het is de enige manier voor mensen zonder geld om hun ideeën te verwezenlijken. Het vormt de kracht en tegelijkertijd ook de zwakte van projecten op deze basis. gezamenlijk beheer blijkt vaak een moeilijk realiseerbaar ideaal. Het op basis van vrijwilligheid innen van gelden, vaak volgens het principe van bijdragen naar vermogen, geeft in de praktijk allerlei wrijvingen. Al snel ontstaan ruzies over de onderlinge verschillen in de hoeveelheid geïnvesteerd geld of geïnvesteerde tijd. Een ieder en alles is nog zo getekend door de economische principes van de 'gewone maatschappij' dat veel projecten hierop stranden. Ook zijn er enkelingen die ch verrijken door het gekraakte als hun persoonlijk bezit te exploiteren. In andere gevallen is er een min of meer vloeiende overgang van idealistisch beheer naar realistische exploitatie. Dat kan in zelfexploitatie overgaan doordat de overheid, of een andere eigenaar, met de krakers een contract afsluit, waarin noodzakelijke verbouwactiviteiten, niet of nauwelijks betaald of verrekend, door de krakers zelf uitgevoerd dienen te worden.Zelfwerkzaamheid' heet het dan eufemistisch.

 HET ONGEPLANDE

Het verkrijgen van ruimte kan op heel verschillende manieren gebeuren: door iets te krijgen, te bezetten, door kopen, huren, toestemming aan de eigenaar te vragen, door zonder wie dan ook erin te kennen 'gewoonweg' iets in gebruik te nemen, door iemand uitgenodigd te worden, een opdracht te krijgen, of de uitstraling en aantrekkingskracht van een bepaalde ruimte niet te kunnen weerstaan, kortom door zelf iets op of uit te bouwen. Het kan gaan om hergebruik van bestaande, of het creëren van nieuwe structuren, gebouwen of ruimtes. Nieuwe betekenis geven aan publieke ruimtes, zoals die van de straat, het park, het station, het tijdschrift, de telefoon, radio, televisie en computernetwerken.

Er zijn nauwelijks regels te geven om succesvol vrije culturele ruimtes te stichten en gaande te houden. Wel is er de noodzaak de samenhang tussen doel en middel niet uit het oog te verliezen. Ruim dertig jaar geleden al werd dat verwoord door de toen opkomende beweging van 'Internationale Situationisten'.

 

 
Zij stelden zich ten doel nieuwe experimentele 'situaties' te creëren: "Wij moeten nieuwe omgevingen ineenzetten die gelijktijdig het produkt en het instrument van nieuwe gedragingen zijn." 22

De navolgende periode en de praktijk in meerdere landen overziend, kan de algemene conclusie getrokken worden, dat creatieve krachten ontstaan en aangetrokken worden door onderdruk in een samenleving. Plekken die hun vroegere functie verloren hebben, waar iets had moeten komen, nog moet komen, wat er nog niet is. Nieuwe gebieden die nog niet strak geregelementeerd zijn, zoals in de beginperiode van de kabeltelevisie en nu computernetwerken. Deze plekken en gebieden ontstaan door én ondanks planning. Het mooie van de systematische regeling van werkzaamheden, oftewel planning, is het grote verschil tussen voornemens en uitvoering, tussen gebrek aan voorstellingsvermogen van autoriteiten en fantasie van enkelingen. Het is door het omtoveren van het geplande dat de beste mogelijkheden geschapen worden voor wat niet gepland kan worden:

vrije culturele ruimtes
22. In 1957 publiceerde de Franse Situationist Guy Debord zijn Rapport sur la construction des situations et sur les conditions de l'organisation et de l 'action de la tendence situationiste internationale, waarbij met ooruitziende blik in een zinnetje de voorwaarden voor het laten functioneren van 'vrije culturele ruimtes' wordt samenvat. Geciteerd in: Documents relatifs d la fondation de l 'Internationale Situationniste (Editions Allia, Paris 1985, p. 607-619.)